Enkele weken geleden heb ik een blog geschreven over de impliciete leervorm: Sturend leren. In deze blog een andere vorm: Contextuele Interferentie
In de afgelopen 20 jaar zijn er geweldige boeken en wetenschappelijk studies gepubliceerd over het sportersbrein en prestatieverbetering. Uiteenlopend van Growth Mindset tot leermethodes die ervoor zorgen dat de transfer van training optimaal is. De onderliggende gedachten van trainen is dat vorderingen 'worden meegenomen' naar de volgende training en natuurlijk naar de wedstrijd. Maar is deze aanname ook gegrond? Over deze vraag heeft Professor Peter J Peek van de Vrije Universiteit Amsterdam een zeer verhelderende essay geschreven. Dit artikel gaat dieper in op de verschillende motorische leermethodes en in het bijzonder: Contextuele interferenties.
Volgens Professor Peek zijn er dan ook verschillende factoren van invloed op de uitkomsten van een training. Zo noemt hij het leerproces, de gegeven instructies en feedback, het vaardigheidsniveau en de leerstijl en uiteindelijk ook de wisselwerking tussen de coach en speler. Ervaren trainers en coaches zullen uiteindelijk beter in staat zijn om de juiste mix te vinden om het maximale effect te behalen. Alles begint met een duidelijke visie, waar uiteindelijk ook de juiste oefenstof voor gekozen wordt. Elke coach heeft weer zijn eigen manier om vaardigheden aan te leren. Ook hier zijn in de wetenschap vele onderzoeken naar gedaan. Het inslijpen van bijvoorbeeld 'technische vaardigheden' is vaak een belangrijk onderdeel van de oefenstof, zeker op jonge leeftijd. Maar hoe belangrijk is variatie tijdens het oefenen? Juist het afwisselen van vaardigheden of taken binnen een oefensessie blijkt een succesformule te zijn, wat precies de kern is van Contextuele Interferentie. Train Ugly is een Amerikaanse instantie die zich bezig houdt met sportieve prestatieverbetering. In de onderstaande video's wordt middels praktische voorbeelden uitgelegd waarom het toepassen van Contextuele Interferentie belangrijk is. Het voorbeeld van technische vaardigheden wordt hier wederom aangehaald. In de trainersjargon zijn technische vaardigheden vaak een bal passen, bal aannemen, dribbelen of balcontrole. Een visie om dit aan te leren is geïsoleerd herhalen, dat in dit fragment wordt weergegeven:
Echter dit is volgens Trevor Ragan, slechts het topje van de piramide. Voor de uitvoering van een technische vaardigheid moet een speler in staat zijn het spel te lezen, een goede keuze te maken om vervolgens de handeling te kunnen uitvoeren. Zeker in openskill sporten als voetbal, hockey of basketbal is juist geen moment identiek. Elke moment is weer anders en het brein moet steeds een nieuw actieplan opstellen. Het trainen van Contextuele interferentie ziet er dan ook als volgt uit:
De contextuele interferentie is meer dan drie decennia geleden geïntroduceerd door Battig (1979). Onderzoek heeft nog geen duidelijke oorzaak kunnen ontdekken. Echter er zijn wel verschillende hypotheses waardoor er een leervoordeel kan ontstaan door random leren. Een sporter zal bij elke leerpoging een nieuw actieplan moeten bedenken in het brein. Omdat eerdere actieplannen voor soortgelijke pogingen geheel of gedeeltelijk verloren zijn gegaan door de contextuele interferentie. Deze hypothese is gelijk met de ontdekkingen van een recente studie naar de neurale achtergronden van variabel en constant oefenen, waaruit bleek dat variabel oefenen vooral betrekking had op de prefrontale cortex (waar bewegingen gepland worden) en constant oefenen vooral op de motorische cortex (waar bewegingen worden uitgevoerd). Het toepassen van deze trainingsmethode zorgt voor een groter trainingseffect:
De Noorse onderzoeker Vebjørn Brauten heeft een proefschrift geschreven over contextuele interferentie in voetbal. Deze meta analyse omvatte 17 onderzoeken waarvan bij 12 significatie is aangetoond dat het toepassen van contextuele interferentie werkt. Ook hier zijn 5 studies gevonden waarbij het effect niet duidelijk is aangetoond. Professor Peek: "Deze mogelijkheid is consistent met Brady's conclusie dat het CI-effect minder sterk is bij beginners en dat oefenschema's met een lage contextuele interferentie bij kinderen betere leerresultaten neigen te geven". De conclusie die wordt meegegeven is ook dat er momenteel genoeg wetenschappelijk bewijs ligt dat contextuele interferentie een geschikt middel is om vaardigheden aan te leren. Het is dan ook aan te raden de complexiteit te verhogen met de leeftijd. Al samenvattend wordt contextuele interferentie waarschijnlijk al veelvuldig toegepast met verschillende oefenvormen. De video's van Train Ugly geven een goed voorbeeld van de verschillende oefeningen. De kunst is natuurlijk de juiste oefeningen te vinden voor de verschillende vaardigheden. Daarnaast heeft deze theorie ook overlap met 'chaos' trainingen. Het is dus interessant om te kijken wat de effecten hiervan zijn op de leercurve bij spelers. En zoals elke wetenschappelijke afsluiter: Hier zal in de toekomst meer onderzoek naar gedaan moeten worden..
Bronnen:
Battig WF (1979). The flexibility of human memory. In LS Cermak & FIM Craik (Eds.), Levels of processing in human memory (pp. 23-44). Hillsdale, NJ: Erlbaum.
Beek, Peter. (2011). Nieuwe, praktisch relevante inzichten in techniektraining (deel 4): Motorisch leren: het belang van contextuele interferentie. Sportgericht. 65. 2-6.
https://nih.brage.unit.no/nih-xmlui/handle/11250/2400955
By accepting you will be accessing a service provided by a third-party external to https://sportbrein.com/